Hoe huiswerk kansarmoede versterkt in de basisschool.

Kansarmoede is een veel voorkomend probleem in Zele. Het demografisch profiel van de gemeente is daar zeker niet vreemd aan.

Kansarmoede is niet hetzelfde als kinderarmoede. Bij kansarmoede gaat het erom dat kinderen niet alle kansen krijgen om hun mogelijkheden en talenten te ontwikkelen. Eén van de gevolgen hiervan is dat deze kinderen sneller schoolmoe worden, en uiteindelijk zonder diploma uit het onderwijs stappen. Wat dan weer hun sociaaleconomische vooruitzichten hypothekeert. Zij vinden moeilijk werk, en blijven steken in werkloosheidsvergoeding of leefloonsituaties.

Eén van de pijnpunten in dit verhaal is het huiswerk zoals het vandaag wordt gehanteerd. Noteer overigens dat deze tekst gaat over het basisonderwijs.

Opvolgen vorderingen van je kind.

De belangrijkste reden om huiswerk te geven is het idee dat de ouders daardoor in staat zijn de vorderingen van hun kinderen op te volgen. Dit mag dan al waar zijn, niet alle ouders grijpen die kans aan. Ouders van kinderen in kansarmoede missen hiervoor veelal de interesse en kennis. Tekenend hiervoor is ook het feit dat deze ouders ook weinig opdagen op een oudercontact.

Zeer recent heeft de periode van pre-teaching aangetoond dat vele kinderen gewoon niks van de gegeven opdrachten hebben uitgevoerd, voornamelijk door gebrek aan stimulatie vanwege de ouders. Er zijn gevallen bekend van juffen die tijdens een huisbezoek al het nodige op de computer hebben geïnstalleerd, individueel uitleg hebben gegeven, en daarna moeten vaststellen dat er toch nog geen taken werden uitgevoerd.

Onlinecommunicatie.

Er zijn efficiëntere manieren om de vorderingen van een kind op te volgen dan huiswerk. De coronacrisis heeft de ontwikkeling van onlinecommunicatie een enorme versnelling gegeven. Online oudercontacten zijn daar een voorbeeld van.  Er is geen verplaatsing nodig, er moet niet voor babysit worden gezorgd en mits een goede organisatie zijn er geen wachttijden. De school kan met een eenvoudig agendaprogramma de mogelijkheid bieden om net zoals bij de huisdokter een afspraak te maken. En daarnaast kan de juf of meester natuurlijk waar nodig zelf de ouders contacteren.

Overigens is het normaal dat mensen die in armoede leven minder of geen aandacht hebben voor het onderwijs van hun kinderen. Neurofysiologisch onderzoek heeft uitgewezen dat hun hersenen anders werken, en zij enkel aandacht kunnen opbrengen voor basisbehoeften. Opvolgen van het schoolgebeuren is daarbij helaas geen prioriteit.

Er gaapt dus een kloof tussen de groep ouders die huiswerk (en schoolgebeuren) nauwlettend opvolgen en zij die dat niet doen.

Inoefenen van de leerstof.

Een tweede argument is dat kinderen het geleerde inoefenen via huiswerk. Leerlingen die goed mee kunnen zullen hun huiswerk snel afhandelen. Andere leerlingen zullen er meer moeite mee hebben. Sedert het beruchte M-decreet is de homogeniteit van de klasgroep sterk gedaald. En zelfs met gedifferentieerde taken zullen een aantal leerlingen moeilijkheden ervaren met hun taken.

Ook hier gaapt een kloof tussen kinderen die thuis ondersteuning krijgen en zij die daar niet kunnen op rekenen. En zelfs bij interesse en wil om te helpen stelt zich het probleem dat de meeste ouders geen leerkracht zijn, en niet vertrouwd zijn met de leermethode van de school. Indien de ouders iets op een andere manier uitleggen, of een andere werkwijze hanteren, kan dit leiden tot verwarring en frustratie bij het kind.

Surrogaatleerkrachten.

Tijdens de coronacrisis werden alle ouders ineens gepromoveerd tot leerkracht. Nood breekt wet, maar de logica is hier ver te zoeken. Onze leerkrachten krijgen een uitgebreide opleiding om in een klas te staan. Die opleiding kan niet zomaar vervangen worden door veel goede wil.

Er bestaan ook veel initiatieven waar op vrijwillige basis buiten de schooluren ondersteuning wordt gegeven bij het maken van huiswerk.  Sommigen stellen zelfs dat dergelijke initiatieven, indien veralgemeend, het aantal schooldropouts drastisch kunnen verminderen. Het probleem zit hem echter juist in het algemeen invoeren van dergelijk opzet. Dat is zeer moeilijk te realiseren. Hoe lovenswaardig dergelijke initiatieven ook zijn, en hoeveel ze ook bijdragen tot een vermindering van frustratie bij de kinderen, zij bieden uiteindelijk een oplossing voor een probleem dat er eigenlijk niet zou mogen zijn.

Essentieel is de vraag of het inoefenen van de leerstof kan zonder het toezicht van de klasjuf of -meester. Is het niet juist aangewezen dat de basisleerstof in de klas wordt aangeboden én ingeoefend? De tafels van vermenigvuldiging als een soort mantra gezamenlijk opzeggen in de klas heeft ze er bij verschillende generaties alleszins succesvol ingedrild.

Bovendien maken een aantal kinderen gewoon hun huiswerk niet. Het hoeft geen verwondering te wekken dat dit juist degenen zijn die er meest baat zouden hebben. Menige juf of meester ventileert zijn/haar frustratie dat een aantal leerlingen weer eens hun taken niet hebben uitgevoerd. Ze hebben het gevoel dat al hun inspanningen niks opbrengen, wat enorm demotiverend werkt.

Werk leren organiseren.

Een ander argument dat nogal eens wordt gebruikt om huiswerk te verantwoorden is dat het de kinderen leert hun eigen werk te organiseren. Dit is een competentie die op school zelf moet worden aangeleerd. Het zinnetje “Is je huiswerk al gemaakt?” dat ontelbare keren in onze huiskamers is te horen, is niet de beste manier om organisatorisch talent te ontwikkelen. Misschien zijn leerlingen van het secundair onderwijs rijp om hun werk te organiseren. Maar zeker niet in de lagere school. En wanneer we even kijken naar het aantal studenten in het hoger onderwijs die altijd weer slechts nipt de deadline halen, is het effect minstens betwistbaar.

Er kunnen nog verschillende argumenten worden aangevoerd om huiswerk te verantwoorden. Maar meestal zijn deze niet intrinsiek gestoeld op het belang van het kind zelf. Huiswerk is vooral instrumenteel voor andere doelen. En eigenlijk geven scholen huiswerk omdat een aantal ouders dat luidkeels eisen. Er zijn nochtans andere, meer efficiëntere methodes om de samenwerking tussen ouder en school en het opvolgen van de vorderingen van een kind op te volgen.

Inefficiëntie.

Momenteel is het “good practice” om eerst in de klas het huiswerk uitgebreid voor te bereiden. Zodat het kind zou weten wat er van hem/haar verwacht wordt. Dan wordt het kind naar huis gestuurd, en moet de taak uitvoeren. Al dan niet met hulp van ouders. Daarna volgt een evaluatie door de leerkracht (wat in veel gevallen neerkomt op een quotering in rode inkt). En volgens de regels van de kunst volgt er dan een remediërend individueel gesprek tussen leerkracht en leerling (indien daar tijd voor is).

Men zou dit inefficiënt kunnen noemen. De tijd die nu besteed moet worden aan al deze fases zou kunnen gebruikt worden om de voorbereiding in te korten, en de leerlingen de taak in de klas te laten afwerken. Onder toezicht van de leerkracht, die onmiddellijk via observatie en interventie de leerling kan bijstaan. Dit zou uiteindelijk minder tijd kosten, en de minder sterke leerling zou een hoop frustratie (en ruzie thuis) kunnen ontlopen. Dit zou bijdragen aan het ervaren van de school als een leuke plek om te leren, zeker voor de leerlingen uit een kansarm milieu.

Zoals reeds eerder aangegeven zijn er betere vormen om als ouder je kind op te volgen. Alle ouders hebben ondertussen in versneld tempo de mogelijkheden moeten ontdekken van verschillende vormen van videoconference en online platformen zoals whatsapp. In kinderdagverblijven zijn er bijvoorbeeld al programma’s die automatisch de nota’s van de kinderverzorgsters omzetten naar een dagelijkse mail. Dergelijke applicaties zijn efficiënt en vooral tijdsbesparend.

Geen huiswerk meer?

Is er dan geen plaats meer voor huiswerk? Jawel, maar op een andere manier. In de lagere school is één van de belangrijke vaardigheden lezen. Een kwartiertje lezen in een boekje van aangepast niveau is belangrijk voor het ontwikkelen van de basisvaardigheid “lezen”, en bevordert de uitbreiding van de woordenschat. Dergelijke leestaak kan gemakkelijker door de geïnteresseerde ouder worden opgevolgd en verbetert effectief de leesvaardigheid. Hoewel ook hier het probleem van de minder gemotiveerde of nederlandsonkundige ouder zich stelt.

Verbreding voor de “betere” leerlingen.

Maar er is meer. Indien er meer taken voor thuis worden meegegeven, moeten deze vooral gericht zijn op verbreding van het geleerde. Er is immers een verborgen kansarmoede, namelijk die bij de “betere” leerlingen, die door de ondertussen wel bewezen achteruitgang van ons onderwijs in de kou blijven staan. Leerlingen die nu goed meekunnen, worden ingezet om hun minderbegaafde klasgenoten te helpen. Dit is een nobel gegeven, maar ondertussen komt de meer gevorderde leerstof niet meer aan bod. In feite betekent dit dat de betere leerling niet wordt uitgedaagd om al zijn mogelijkheden te ontwikkelen. Daarom zouden deze leerlingen er baat bij hebben om wel huiswerk mee te krijgen van een hogere moeilijkheidsgraad, die een uitbreiding van hun kennis meebrengt.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Men kan in de klas uitleggen dat een gracht dient om het regenwater af te voeren. En dat er dieren leven in en rond de gracht. Dat is de basis. Een aantal kinderen zou als opdracht kunnen krijgen om op te zoeken welke dieren er kunnen aangetroffen worden in een gracht.

De selectie van kinderen die deze opdrachten krijgen, kan gebeuren op basis van inschatting van de leerkracht en overleg met de ouders.

Een aantal mensen zal zeggen dat dit neigt naar elitair onderwijs. Het wordt echter tijd dat de alomgeprezen differentiatie ook eens naar boven werkt, en niet altijd, zoals nu, naar beneden. Tenslotte is hersenmassa de enige grondstof die Vlaanderen rijk is, en die moeten we optimaal kunnen gebruiken. Net zoals we sportscholen hebben voor getalenteerde jongeren. Maar om de één of andere reden worden deze niet als elitair beschouwd, terwijl bij inspanningen om verstandelijk meerbegaafden te stimuleren en te faciliteren er onmiddellijk politiek correcte moraalridders hun ros bestijgen.

Conclusie:

  • Zadel kinderen die het moeilijk hebben niet op met frustrerende huistaken, vraag hen om dagelijks thuis in een boekje te lezen (en stel aangepaste boekjes ter beschikking).
  • Onderhoud het contact met de ouders op een manier die aangepast is aan de 21ste eeuw door gebruik van digitale mogelijkheden.
  • Stimuleer beter presterende leerlingen met bijkomende, verbredende taken voor thuis.
  • Laat de kinderen alle leerstofgerelateerde taken, waar de kennis en kunde van een gediplomeerd leerkracht nodig is, in de klas uitvoeren, tijdens de reguliere schooltijd.

In de huidige situatie versterken huiswerk en kansarmoede mekaar in een neerwaartse spiraal. Wanneer huiswerk leidt tot frustratie, een uitzichtloos gevoel van onkunde, en daardoor ook het ganse schoolgebeuren als een onmogelijke opdracht wordt gezien, zullen jongeren aftellen tot ze er uit kunnen stappen. Zonder diploma. In de overtuiging dat ze het zo ook wel zullen kunnen maken.

Helaas… blijkt dit in de realiteit niet echt mee te vallen. Veelal volgt een carrière in de werkloosheid of OCMWsteun.

En zo wordt kansarmoede een “erfelijke” zaak. En laten we “beter” begaafden in de kou staan.